Austin Princess

Gebruikersavatar
KeesH
Berichten: 396
Lid geworden op: 26 nov 2017, 17:04
Locatie: Roosendaal

Austin Princess

Bericht door KeesH »

Die fabrikant British Leyland was het enorme, maar vooral stuurloze schip dat was ontstaan door het opgaan van carrosseriegigant Pressed Steel in de British Motor Corporation. Zij gaven ons de Austin Princess. Ja lach maar, ik wacht wel even…. Maar hij staat toevallig wel in de top 10! Van lelijkste auto’s ooit, dat dan weer wel.
Leyland-Princess_8.jpg
Die persoonlijkheidstoornis kwam voort uit het feit dat project ADO71 in 1975 in eerste instantie als Series 18-22 onder maar liefst 3 merknamen in de markt gezet werd: als Austin, Morris en Wolseley. De Austin was de basisversie, de Wolseley de meest luxe en alleen leverbaar met de 2200 cc zescilinder. De Morris zat er tussenin en had net als de Wolseley 4 ronde koplampen, waar de Austin 2 trapeziumvormige exemplaren combineerde met zijn geprononceerde wigvorm. Want dat was retehip: The Wedge als designtaal, gebezigd door Harris Mann, de man die ook de Triumph TR7 ontworpen had. Tot zover ging het allemaal ook nog wel. Het was alleen erg jammer dat die voltijds stakende, rivaliserende en chronisch ontevreden slackers van BL het ding vervolgens in elkaar moesten gaan zetten. The car that’s got it all together. Maar meestal niet.
Leyland-Princess_3.jpg
Zo kon het gebeuren dat er wat onderdelen misten of de bedrading verkeerd aangesloten was als het incidenteel toch nog lukte om er een de poort uit en verkocht te krijgen. Het interesseerde niemand iets, tot op managementniveau heerste de totale onverschilligheid. En anders gooide de vakbond de boel wel weer plat. Daar bouw je in de regel geen betrouwbare auto’s mee en die theorie werd als geen ander gestaafd door de Princess. Want na ruim een half jaar merkswingen badge-engineering werd de auto voortaan alleen nog als Austin Princess in de showroom gezet. Het eerste jaar was het model nog redelijk succesvol ook, maar daarna kwam onvermijdelijk zijn ware aard naar boven.
Leyland-Princess_21.jpg
Ook de beslissing van het toenmalige management om de vijfde deur in het ontwerp van Mann te vervangen door een vaste achterruit en kofferklep was een nogal onbegrijpelijke en hielp in elk geval niet om verkooprecords te breken. Dat deed de Princess na verloop van tijd zelf wel, in tweeën of in drieën als het tegenzat. Totdat dat gebeurde was het echter wel een ruime, maar vooral bijzonder comfortabele saloon met goede rijeigenschappen. Dat was vooral te danken aan de Hydragas vering, een systeem dat leek op het veerbollensysteem van Citroën. Je moest alleen niet teveel haast hebben want serie 1 was toen al behoorlijk achterhaald onder de motorkap, het leek daar een museum. De B-serie 1.8 liter viercilinder stamde in wezen al uit 1947 en zat waarschijnlijk ook in dat ding dat bij Roswell plotseling uit de hemel viel. Het was blijkbaar slecht startrekken met maar 84 onbetrouwbare PK’s.
Leyland-Princess_10.jpg
De E-serie 2.2 liter zescilindervariant was iets meer bij de tijd maar kwam ook niet veel verder dan 110 PK. Naar alle waarschijnlijkheid is het begrip onthaasten bij toeval ontdekt in een serie 1 Princess met automaat, want als je die erbij bestelde was de vaart er definitief uit. Je moest echt gaan voor de luxury and comfort, elegance and style!, zoals de geaffecteerde voice over verrukt uitriep in de korrelige BL-commercial uit die tijd. En die weldadige luxe van een klok, een sigarettenaansteker, een ventilator met 3 standen, kaartentassen en een verlichte motorruimte. Superhandig natuurlijk, want daar moest je best vaak zijn.
Leyland-Princess_6.jpg
Dat -en dit gaat echt níémand geloven- hoefde al een stuk minder na de introductie van de Princess 2 in 1978. In deze geëvolueerde versie werden de antieke B-serie motoren vervangen door de moderne O-serie, viercilinders van 1700 of 2000 cc met een aluminium cilinderkop en bovenliggende nokkenas. Die bleken, geheel tegen de gewoonte van BL in, ineens wel betrouwbaar te zijn en zetten tegen een redelijk gunstig verbruik 78 of 92 PK op de voorwielen. Dat was wel erg veel vooruitgang in een keer, dus in de beste Britse traditie moest er wel het een en ander bij het oude blijven. Het is tenslotte een eiland. En dus zocht je nog steeds tevergeefs naar een vijfde deur. Of een vijfbak. Voor de conservatieven bleef de 2.2 liter zescilinder ook gewoon leverbaar, daar kreeg je bovendien nog stuurbekrachtiging bij. En getint glas, in Great Britain zelf een ietwat overbodige accessoire wellicht. Daar had je meer aan ruitenwissers met 12 verschillende snelheden en dubbele bladen.
Leyland-Princess_9.jpg
De Princess 2 was in elk geval een aanzienlijk betere auto dan serie 1, in meerdere opzichten, maar het kwaad was al geschied en onomkeerbaar. Definitief bestempeld als een aanfluiting, lelijk en onbetrouwbaar waren spot en hoon slechts nog zijn deel. Precies de reden dat ik er nu een zwak voor heb. And still…. could be worse. Want kijk maar eens naar de “opgefriste” looks van zijn opvolger, de Austin Ambassador. Auw.
Plaats reactie

Terug naar “Leyland”